donderdag 8 augustus 2013






De cavia

Eens vroeger had ik een cavia.
Als ik vroeg of hij honger had, zei hij ja.
Ik maakte een kooi zo groot als het bed,
daar heb ik hem in gezet, met veel hooi.
't Was mooi, zolang als het ging. Eén ding:
ik durfde hem niet aan te raken,
bang dat ik hem per ongeluk stuk zou maken.

En ik ging op reis, voor een weekje,
en vrienden zouden wel op hem passen,
die waren vertrouwd. Het was een
goed stel, met een hart van goud.
Ik genoot volop van het avondrood,
en toen ik terugkwam, was hij dood.
Van heimwee, en ik huilde een beekje.

Nu denk ik ineens dat het anders lag:
ik liet die kooi immers telkens maar open,
zodat hij vrij door de kamer kon lopen.
Dat is weer zo'n raadsel in het leven:
die kooi had hem veel meer vrijheid gegeven.
Nu kroop hij altijd onder de kast;

zo draagt eenieder de kooi die hem past.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten